Maandag 2-3-2020: Terwijl op het wekelijkse ‘après-schaak’ aan de bar van ‘D’n Beer’ de jubeltonen van de winnaars crescendo gingen en de zachte jammerklachten van de verliezers overstemden, heerste er in de speelzaal de doodse stilte van het laatste oordeel, dat in het eindspel van de twee nog lopende partijen bezig was geveld te worden. De vier peinzende denkers stonden hoog geklasseerd in de rangschikking, wat de stilte nog enerverender en onheilspellender maakte.
Enkele clubgenoten verkozen deze schaakschouwburg, die trilde van ingehouden spanning, boven de vrolijke verhalen in het café, om met eigen ogen te aanschouwen hoe Cees van Zelst, Marc Smits, David Bruggeman en Leon ter Beek zich in deze finales zouden manifesteren.
Elke finale kent zijn eigen scherprechter, die de aanstaande verliezer vernietigend wijst op een zwakte waarvan de winnaar mag profiteren. In de slotstelling van de partij tussen David en Leon werd de zwakte steeds duidelijker zichtbaar maar ik denk niet herleidbaar tot één bepaalde zet. Op een gegeven moment konden de stukken van Leon verschillende gevaarlijke manoeuvres uitvoeren en die van David niet. Je zag als toeschouwer het spookbeeld van de komende nederlaag uit de nevel van de toekomst opdoemen. En zo geschiedde. Daardoor nam Leon een voorsprong van welgeteld 0,7 punt op David in de algemene rangschikking en stootte hem uit de top-5.
In de partij tussen Cees en Marc bleek dat de onverstoorbare Cees, die zijn verdediging weken lang als een betrouwbare doelman onpasseerbaar hield, ditmaal een ongekende zwakte vertoonde. Hij nam de soms onberekenbare grillige plaagstoten van Marc zó serieus, dat hij er te veel tijd voor nam om die te pareren. Zodoende kwam hij in tijdnood en die deed hem de das om. In tijdnood vallen immers vaak de onvermijdelijke fouten als overrijpe appelen van de boom der kennis. Daar maakte Marc gretig gebruik van.
Het was voor de toeschouwers uitermate boeiend om deze slotconfrontaties te mogen meemaken.