Er moest zaterdag 16 december gewonnen worden, vond Stan Heijmans, captain van het eerste team van De Kentering. Maar na anderhalf uur schaken vond hij de toestand er niet rooskleurig genoeg uitzien en peinsde daarom op een strategische ingeving: “Ja, we zetten na de wedstrijd de winnaars onder de kerstboom op de foto”, vertrouwde hij mij toe, “dat werkt geheid”.
En inderdaad. Het was alsof dit plan van Stan zich telepathisch van schaakhoofd naar schaakhoofd bewoog en een transformatie van identiteit en mentaliteit veroorzaakte. Men schaakte niet meer zozeer voor de Kentering als wel voor de Kerstboom. De stellingen van de Rosmalenaren begonnen te glanzen als stralende kerstballen en -sterren; die van Hans Kranenbarg vormde zich zelfs om tot een piek, die met een dame en twee paarden dwars door de verdediging van de tegenstander heen stak.
Tegen zulke kerstboomexplosies was geen kruid gewassen. De tegenstanders zaten er bleek en lusteloos bij als kalkoenen, klaar voor het kerstmaal en moesten gelaten de nederlaag incasseren. Daarna kon het feest onder de boom losbarsten.