Door: Leon ter Beek
Op de clubavond van maandag 25 april moest de tweede ronde van het rapidkampioenschap twee ronden voor het einde worden afgebroken wegens technische problemen. Op dat moment was de stand aan kop: Leon 8 punten, David 7½ punt en Ton Snoeren 7 punten. Op de gedeelde vierde plaats stonden Henk Slaats en Ton van der Paauw met 4 punten, allen uit 9 partijen.
Omdat het computerprogramma aangaf dat een indeling voor de tiende ronde niet meer mogelijk was, moest de avond worden beëindigd. Dat gaf natuurlijk een katerig gevoel. Moest de leider in het klassement dan maar tot winnaar worden uitgeroepen? Maar er waren nog twee ronden te spelen, en daarin kon nog van alles gebeuren! Duidelijk was wel dat er nog maar drie kandidaten waren voor de titel, omdat de nummer vier uit de stand al vier punten achterstand had.
Vandaar dat meteen na het afbreken van de rapidcompetitie het idee ontstond om tussen de overgebleven drie kanshebbers een soort play-off te organiseren. Na enig brainstormen aan de bar besloten David, Ton en ikzelf, in overleg met Jan Arts, dat we op maandag 2 mei, bij mij thuis, deze ’finale-ronde’ zouden spelen. Uiteraard in een gezellige ambiance en onder het genot van drankjes en hapjes.
De winnaar van deze play-off zou de rapidkampioen worden, met dien verstande dat bij gelijk eindigen ikzelf winnaar zou zijn, dit op grond van het resultaat van de al gespeelde ronden. Er zouden drie partijen worden gespeeld, één tussen elk van de deelnemers, met hetzelfde speeltempo als op de club, dat wil zeggen 15 minuten per persoon.
Op maandag 2 mei verzamelden Ton en David zich, in gezelschap van Luigi de Mas, zich bij mij thuis in Rosmalen. Als eerste stond de partij van mij tegen Ton op het programma.
1e partij: Leon ter Beek – Ton Snoeren
Het werd een enerverende partij, die zo spannend was dat we meteen na afloop de zetten reconstrueerden. Na de openingszetten 1. d4 Pf6 2. c4 d6 3. Pc3 g6 4. e4 Lg7 5. f3 c6 6. Le3 Pbd7 7. Pge2 0-0 8. Dd2 e5 9. 0-0-0 Dc7 10. Kb1 a6 11. d5 c5 12. h4 h5 13. Pc1 ontstond de stelling uit diagram 1:
Trouw aan zijn stijl breekt Ton nu met 13… b5 de boel op de damevleugel open om mijn koning aan te vallen. Ik had deze zet natuurlijk zien aankomen. Enerzijds was ik ervan overtuigd dat zwarts aanval, bij correct spel van wit, niet zou moeten doorslaan, maar anderzijds stelt zo’n scherpe zet, zeker bij beperkte bedenktijd, de verdediger voor lastige praktische problemen.
Ik sloeg de pion met 14. cxb5 en tot mijn verrassing speelde Ton nu 14… c4 (zie diagram 2).
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de schrik mij enigszins om het hart sloeg. Zwart maakt veld c5 vrij voor zijn paard. Op c5 staat dat bijzonder sterk en ik kan het alleen uitschakelen door mijn mooie loper op e3 op te geven. Maar bij nader inzien (dat wil zeggen in de analyse na de partij) blijkt dat wit hiervoor helemaal niet bang hoeft te zijn. De zwarte loper op g7 kan namelijk moeilijk profiteren van de afwezigheid van zijn witte collega omdat hij moeilijk in het spel kan worden betrokken. De computer geeft nu 15. Dc2 Pb6 16. Lxb6 Dxb6 17. Lxc4 als beste voortzetting, waarna wit heel goed staat.
Ik was echter zo onverstandig ook de pion op a6 te slaan en speelde 15. bxa6. Hiermee geeft wit de zwarte aanval veel te veel de ruimte en na 15… Lxa6 16. Le2 Pc5 ontstond diagram 3.
Een bijzonder ingewikkelde stelling. Ik was bezorgd over de druk die zwart opbouwt: het is een kwestie van tijd voor er nog een toren bijkomt op b8 en dan staan bijna alle zwarte stukken op mijn koning gericht. Mijn enige troost was dat het paard op c1 goede diensten bewijst door pion a2 te dekken.
Maar van verdedigen alleen moet wit het niet hebben. Ik moest op zoek naar tegenspel! De enige manier daarvoor is natuurlijk een aanval te beginnen aan de andere kant van het bord, tegen de zwarte koning. De aangewezen zet daarvoor leek mij 17. g4, met de bedoeling de g-lijn te openen. Een logische zet, hoewel de computer de voorkeur geeft aan 17. De1 Tfb8 18. Ka1 Da5 19. Td2.
Na 17. g4 is de stelling uit diagram 4 ontstaan.
Ik dacht dat ik het van deze tegenstoot moest hebben. Zwart kan niet 17… hxg4 spelen wegens 18. Lxc5 Dxc5 19. fxg4 en wit staat opeens goed! Zijn kansen tegen de zwarte koning zijn concreter dan de gevaren die de witte koning bedreigen.
Ik had niet verwacht dat Ton op g4 zou slaan en dat deed hij ook niet. Hij speelde na 17. g4 echter niet de f-toren maar de a-toren naar b8: 17… Tab8, wat overigens volgens de computer niet veel verschil maakt.
Hoe komt wit verder met zijn aanval, nu zwart de pion op g4 gewoon laat staan? Ik zag maar één manier, namelijk 18. Lg5. Zie diagram 5.
Mijn idee achter deze zet was: met de loper op f6 slaan, dan met de pion op h5 slaan en als zwart met de g-pion terugneemt, de dame op h6 zetten en mat dreigen met een toren op g1.
Ton realiseerde zich dit waarschijnlijk allemaal ook wel, maar hij trok zich van mijn spel op de koningsvleugel niets aan en speelde 18… Tb7, met het overduidelijke en logische idee de torens op de b-lijn te verdubbelen.
Ik voerde nu, inmiddels al aardig in tijdnood geraakt, mijn plan uit middels 19. Lxf6 Lxf6 20. gxh5. Zie diagram 6.
In deze stelling sloeg Ton automatisch terug op h5. Maar met 20… Tfb8! had hij een winnende aanval kunnen krijgen, bijvoorbeeld 21. Pb3 (de pion op c4 staat gepend!) 21… Pxb3 22. axb3 Txb3 23. Tc1 Txb2† 24. Dxb2 Txb2† 25. Kxb2 Db7† 26. Kc2 Db3† 27. Kd2 Lg7 en zwart staat gewonnen.
Na 20… gxh5 slaat de weegschaal plotseling naar de andere kant door: wit staat straal gewonnen! Hij kan 21. Tdg1† spelen en na 21… Kh7 komt dan 22. Tg5! met de dreiging 23. Th5#! Zwart moet 22… Lxg5 spelen, maar wit staat gewonnen na 23. Dxg5 f6 24. Dxh5† Kg8 25. Tg1† Dg7 26. Txg7† Txg7.
Maar ik was in tijdnood en ik had, toen ik 18. Lg5 speelde, een andere zet gepland: 21. Dh6 en ook dit is een goede zet. 22. Lg7 Thg1 dreigt nu mat in één. Zie diagram 7.
Om aan mat te ontkomen moet zwart zijn f-pion opspelen. Ton deed 22… f6 en nu sloeg ik met 23. Dxh5 de zwarte h-pion. De computer geeft aan dat dit een grote fout is, die een gewonnen stelling verandert in een verloren stelling! Achter het bord is dat allemaal moeilijk te zien, zeker in een rapidpartij en al helemaal in tijdnood. Volgens de computer moet wit 23. Td2 spelen. Een mogelijke variant is dan 23… Tfb8 24. Ld1 Kf8 25. Dh7 Ke8 26. f4 en de witte loper grijpt in via h5.
De gedachte achter 23. Dxh5 was: eerst de zwarte h-pion slaan, dan de dame naar de g-lijn brengen en daarna met de h-pion doorstomen naar h6.
Maar Ton zette onverdroten zijn eigen aanval voort met 23… Tfb8. Hiermee valt hij de b-pion aan, maar nu de dame weg is van d2 kan de toren dit veld gebruiken: 24. Td2. Hiermee is de stelling uit diagram 8 ontstaan.
Ik dacht hiermee de zaak min of meer voldoende te hebben gedekt, maar nu brengt Ton nog zwaarder geschut in stelling met 24… Da5. Hiermee valt hij het paard op c3 aan, dat immers door de gepende b-pion niet wordt gedekt.
Volgens de computer is de stelling hoe dan ook verloren voor wit, maar dat wisten de spelers tijdens de partij natuurlijk niet. De beste kans is misschien nog 25. Txg7†, in de hoop op 25… Kxg7? 26. Lxc4! en wit staat opeens weer gewonnen. Maar na 25… Txg7 26. Tc2 Pd3 heeft wit weinig meer te hopen.
Ik speelde 25. Tc2 om het paard op c2 te dekken. Zie diagram 9.
Ton had de partij nu onmiddellijk kunnen beslissen met het fraaie dameoffer 25… Dxc3!, dat tot mat leidt na 26. Txc3 Txb2† 27. Ka1 Tb1#. Gelukkig voor mij zag Ton dit niet en hij speelde 25… Pd3. Zie diagram 10.
Het ziet er allemaal dreigend uit, maar wit kan nu plotseling gelijk spel bereiken door in één klap het gevaarlijke paard uit te schakelen en de toren op c2 naar de g-lijn te brengen, namelijk door 26. Lxd3! te spelen. Zwart wint dan na 26… cxd3 27. Tcg2 Dxc3 weliswaar een stuk, maar na 28. Pb3! is de druk tegen g7 voldoende voor remise, bijvoorbeeld 28… Dc7 29. Txg7† Dxg7 30. Tg4! of 28… Dc8 29. Dg6 d2 30. Txd2 Ta7 31. h5 Lc4 32. h6 Lxb3 33. a3 Dc5 34. Dg4 Lc4 35. De6†. Allemaal onuitrekenbare computervarianten, maar het is maar om een idee te geven: wit houdt remise!
Ik zag inmiddels wel in dat de situatie rond mijn koning uiterst penibel was, maar ik kon de verdediging op de damevleugel toch niet versterken en speelde daarom 26. Dg4. Het idee hierachter is niet alleen de h-pion naar voren te brengen, maar stiekem ook om eventueel eeuwig schaak te kunnen geven op de witte velden.
Ton zat na te denken over zijn volgende zet. Het was duidelijk dat hij op b2 zou slaan. Maar met welk stuk? Hij speelde 26… Txb2† en… dat was fout! Met 26… Pxb2 had zwart kunnen winnen: na een zet als 27. h5 volgt het dodelijke aftrekschaak 27.. Pd3†, zodat wit gedwongen is tot 27. Pb5 Dxb5 28. Pb3 Da4, wat totaal gewonnen is voor zwart. Na 26… Txb2† is de stelling uit diagram 11 ontstaan.
De volgende zetten zijn gedwongen: 27. Txb2 Txb2† 28. Ka1. Nu blijkt waarom zwart op de zesentwintigste zet niet met de toren maar met het paard op b2 had moeten slaan: de loper op g7 staat niet meer gedekt en zwart heeft dus geen tijd voor 28… Dxc3. Zie diagram 12.
Zwart moet de loper dekken, en omdat 28… Dc7 verliest na 29. Pxd3 cxd3 30. Kxb2 kan dat alleen met 28… Tb7. Maar nu is het remise omdat wit eeuwig schaak kan houden.
Althans… als hij 29. Dc8† speelt! Zie diagram 13.
Maar… ik speelde 29. De6†, in de veronderstelling dat het niet uitmaakte of ik op c8 schaak gaf of op e6. Ton had nu alsnog kunnen winnen door simpelweg 29… Tf7 te spelen. Deze mogelijkheid was zowel Ton als mij helemaal ontgaan.
In plaats hiervan deed Ton 29… Kh8, waarna ik inderdaad eeuwig schaak hield met 30. De8† Kh7 31. Dg6†.
Een ongelooflijk spannende partij. Schaken zoals schaken bedoeld is!
Zoals gezegd reconstrueerden we na afloop meteen de partij en uiteraard bespraken we verschillende varianten die we hadden gezien of gemist, tussendoor nippend aan een biertje of een nootje soldaat makend.
De eerste partij van de finaleronde zat erop. Er was nog niets beslist, we hadden alle drie nog kans op de eindoverwinning.
2e partij: Ton Snoeren – David Bruggeman
Omdat ik toch niets te doen had besloot ik de partij te noteren, om er hier op de site verslag van te kunnen doen. Er kwam een Siciliaanse opening op het bord die van beide kanten wat ongewoon werd behandeld: wit speelde d3 en zwart b6.
Op de tiende zet werden op d4 de eerste pionnen geruild en op de elfde zet ontstond de stelling van diagram 14.
Zwart kan hier zonder problemen 11… exd4 spelen, want na 12. Lf4 (slaan op d4 kan natuurlijk niet) 12… 0-0 13. Te1 Lb7 14. Pc4 is zwart al gedwongen tot het kromme 14… Pc8, waarna hij weliswaar een pluspion heeft (op d4), maar ook een zorgenkindje (op d6), zodat het ongeveer gelijk staat.
David sloeg echter met het paard: 11… Pxd4. Dit maakt een groot verschil, want wit komt nu in het voordeel: 12. Pxd4 exd4 (zie diagram 15).
Wit speelde 13. Lxd4 en na 13… Lxd4 verraste Ton zijn tegenstander met de dubbele aanval 14. Da4†, waarmee wit de loper terugwint. Er volgde: 14… Ld7 15. Dxd4 en nu zijn we bij diagram 16.
Na wits laatste zet wordt het duidelijk dat de pion op d6 niet alleen zwak is, maar zelfs verloren gaat. Met 15. Dxd4 heeft Ton namelijk weer een dubbele aanval op het bord getoverd: ook de toren op h8 staat aangevallen!
Na 15… 0-0 16. Dxd6 stond Ton een gezonde pion voor. Toen David enkele zetten later ook nog een kwaliteit verloor, wikkelde Ton bekwaam af naar de winst.
Ton was nu uitgespeeld en had 1½ punt uit 2 partijen. Ikzelf had ½ uit 1 en David had 0 uit 1. Met alleen nog de partij tussen David en mij te spelen betekende dit dat David in ieder geval was uitgeschakeld voor de titel. Duidelijk was ook dat ik de partij tegen David moest winnen om kampioen te worden; een remise zou voor mij niet voldoende zijn.
3e partij: David Bruggeman – Leon ter Beek
Zo begon de laatste partij. Omdat ik toch 15 minuten bedenktijd had, noteerde ik de zetten. David had wit en had speciaal voor deze gelegenheid een verrassing bereid: 1. b3! De Larsen-Nimzowitsj, die David op 2 april met zwart met succes had bestreden in zijn externe partij in Groesbeek tegen Wim Gielen van de PION-Mook-Combinatie.
Na de zetten 1… e5 2. Lb2 Pc6 3. e3 d5 4. Lb5 Ld6 is er een voor deze opening typische stelling ontstaan waarin wit druk uitoefent op e5. Zie diagram 17.
Na het vervolg 5. Lxc6† bxc6 6. c4 Pf6 7. Pf3 Lg4 8. h3 Lxf3 9. gxf3 De7 10. Tg1 g6 11. Pc3 De6 12. De2 is er een stelling ontstaan waarin wit als compensatie voor zijn zwakke h-pion druk heeft tegen het zwarte centrum, met name tegen pion d5. Zie diagram 18.
Volgens de computer had ik nu gewoon kort kunnen rokeren, maar dat vond ik toch een beetje link met die röntgenloper op b2. Daarom sloeg ik op h3: 12… Dxh3. Dit is echter niet zo’n goede zet, want wit beschikt nu over een schijnoffer: 13. cxd5 cxd5 14. Pxd5! Pxd5 15. Db5†, en na 15… Ke7 16. Dxd5 De6 staat wit volgens de computer ietsje beter, hoewel ik toch liever zwart zou hebben, met zijn vrije h-pion.
David zag deze mogelijkheid echter niet en speelde 13. 0-0-0. Na het vervolg 13… De6 14. f4 exf4 15. cxd5 cxd5 16. Db5† was de stelling uit diagram 19 ontstaan.
De vraag is nu: waarheen met de koning? Ik twijfelde tussen f8 en e7. Met 16… Kf8 had zwart zijn voordeel kunnen behouden, maar ik wilde graag mijn torens met elkaar verbinden en was bang voor 17. Db7, waarna wit de a-pion wint. Volgens de computer heeft zwart na 17… Td8 18. Dxa7 Kg7 groot voordeel, maar dat kon ik allemaal niet berekenen.
Ik speelde daarom 16… Ke7. Ik besefte dat dit een riskante zet was, omdat het vraagt om het openen van de e-lijn gevolgd door Te1, maar ik had mijn hoop gevestigd op een tegenaanval op de witte dame.
Na 17. exf4 Thb8 18. Dd3 Kf8 had wit goed spel kunnen krijgen met het logische 19. Tde1, maar in plaats daarvan speelde David 19. Dd4 (zie diagram 20).
Kennelijk wilde David de pion op f4 dekken, maar daartoe is de tekstzet niet geschikt, want zwart grijpt zijn kans om de dame weg te jagen met 19… c5! (de computer vindt 19…Tb4 nog iets sterker) en na 20. De3 d4 21. Dxe6 fxe6 22. Pe2 is de witte stelling troosteloos. De afwikkeling naar de winst kostte nog enige tijd, maar uiteindelijk won ik de partij.
De zetten die ik nog heb genoteerd zijn: 22… Pd5 23. Th1 h5 24. Tdg1 Kf7 25. Th4 a5 26. d3 Pb4 27. Kd2 Pxa2 28. Pg3 Txb3 29. La1 Pb4 30. Pe4 Txd3† 31. Ke2 Le7 (zie diagram 21).
Na het uitvoeren van deze zet had ik zo weinig bedenktijd over dat ik niet meer heb genoteerd, maar uiteindelijk won zwart.
Hiermee was de eindstand van de finale: Ton en ik 1½ punt en David 0 punten. Op grond van het resultaat uit de ’voorronden’ was ik hiermee, voor het eerst, rapidkampioen van De Kentering! Wat de persoonlijke prestaties in de finale betreft, zou ik zeggen: het was niet de avond van David, die ongelukkig speelde, Ton heeft sterk spel laten zien en ik heb op beslissende momenten het geluk aan mijn zijde gehad.
Maar bovenal: het was een zeer geslaagde, gezellige avond!
De avond was zeer zeker gezellig en geslaagd!
In mijn partij sloeg ik a tempo pion g6xh5. Daar had ik toch wat meer tijd aan moeten besteden. Ik had tijd genoeg op mijn klok…
Het paard op c3 eraf meppen met mijn dame (suggestie van Luigi) had ik wel in gedachten, maar dacht het beter te kunnen doen. Jammer dat ik op het laatst Tf7 had gemist…
Hartelijk voor de mooie analyses, Leon!
Overigens dacht ik dat 25…Dxc3 niet ging,omdat wit met zijn toren op g7 schaak zou slaan. Als ik die met mijn toren terug zou slaan, zou mijn dame op c3 genomen kunnen worden. Vergeten dat er nog een toren op de B lijn stond…Ach ja…het was in ieder geval een amusant potje!
Complimenten, Leon, voor deze analyse, waar veel van te leren valt. Zo’n artikel siert de website van de schaakclub. Voorlopig gaat het, moet ik eerlijk zeggen, mijn uithoudingsvermogen te buiten. Ik laat het dus even rusten in deze schatkamer en graaf het later wel weer op.