Ik weet niet meer, of ik in Utrecht moest overstappen om naar station Amstel door te reizen. In ieder geval nam de schaakstudente met een zwierig wapperhandje afscheid van mijn schaakbordje. Dat bleef ik gebruiken, om op de maat van de voort rollende intercity mijn Aljechingebeden te prevelen.
Ik was met opzet een uur te vroeg afgereisd, om in het restaurant van station Amstel bij een kopje koffie nog mijn lunch te kunnen gebruiken, voor ik me te voet naar mijn eerste toernooi zou begeven. Ook hier ging ik door met mijn Aljechinlitanie en ook hier werd ik verrast door een onverwacht contact met een schaakliefhebber, nota bene de ober die mij m’n kopje koffie kwam bezorgen.
Bij het zien van mijn schaakbordje begonnen zijn ogen te schitteren. “U schaakt, meneer? Wat een eer. Ik ook moet u weten”. Toen ik vertelde, dat ik die middag aan het Open Amsterdams Veteranenschaaktoernooi mee ging doen, betrok zijn stralende gezicht. “Ik zou ook graag hebben meegedaan, maar ja, arbeid adelt, zullen we maar zeggen. Maar ik heb een idee, meneer. Zullen we een kort partijtje spelen? Doet u maar een zet. Ik ben zo terug”. Hij zeilde weg om de tafeltjes heen naar de bar. Even later cirkelde hij met opgeheven blad met consumpties om mijn tafeltje heen, deed zijn zet en weg was hij weer. Dat herhaalde zich vele malen.
Langzaam raakte ik de kluts kwijt. Dat beloofde een slechte generale repetitie te worden. Bovendien begon de tijd te dringen. Dus ik zei bij de volgende bestorming van mijn bezwijkende verdediging, dat ik nu toch echt moest vertrekken. “Geeft niet meneer. U zou snel verloren hebben maar schaamt u zich niet. Ik heb tien jaar geleden Viktor Kortsjnoj bedwongen. In een simultaan, mooie remise”.
Ik bedankte hem zonder schaamte voor het schaaklesje en realiseerde me met gepaste vrees, dat het schaaktoernooi wel eens minder succesvol zou kunnen verlopen dan ik had gehoopt.
Benieuwd naar schaken in de trein (3) !
Ik sluit me aan bij de woorden van Ton.